Terug - Item van de maand september 2018

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog dienden meer dan 190.000 vrouwen in de Auxiliary Territorial Service (ATS): het vrouwenkorps van de Britse landmacht. Sinds haar oprichting op 9 september 1938 was de ATS daarmee uitgegroeid tot een onmisbaar onderdeel van de Britse strijdkrachten. Naast een Britse parachutist en commando ontbreekt zodoende ook een vrouw in ATS-uniform niet in Oorlogsmuseum Eyewitness.

Oorspronkelijk was de ATS een bescheiden organisatie en dienden de vrouwen in ondersteunende diensten als catering, administratie of telefonie. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog groeide de ATS echter snel: van 34.000 in 1940 tot 65.000 in 1941.

Naast een toename van de vrouwen die in de ATS dienden, werden ook steeds meer functies aan hen toegekend. Gevechtsfuncties waren niet toegankelijk maar vrouwen namen wel steeds meer taken over die voor de oorlog nog als echte mannentaken werden gezien: munitie-inspecteurs, chauffeurs, monteurs, militaire politie of luchtafweergeschut.

Een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de ATS was de National Service Act die in december 1941 werd ingevoerd. Deze ‘dienstplicht voor vrouwen’ riep vrouwen tussen de 20 en 30 jaar op om te dienen in een van de ondersteunende vrouwenkorpsen als de ATS of civiele organisaties als de Women’s Voluntary Service of de Women’s Land Army.

Kroonprinses Elizabeth en Mary Churchill, de dochter van Winston Churchill, dienden ook bij de ATS en werden als rolmodel gebruikt om vrouwen voor de ATS te werven. Daarmee kreeg de ATS ook een sterke symbolische waarde. Naast de letterlijke ondersteuning van de Britse landmacht, waarbij 717 ATS-vrouwen gedurende de oorlog omkwamen, leverde de ATS daarmee ook een niet te onderschatten bijdrage aan de Britse oorlogsinspanning.