Terug - Item van de maand juni 2022
Veldmaarschalk Erwin Rommel (1891 – 1944) is een van de beroemdste Duitse opperofficieren uit de Tweede Wereldoorlog. Hij werd beschouwd als een uitermate kundige en betrokken bevelvoerder. Een eervol militair die de oorlogswetten en zijn tegenstanders respecteerde en daarmee nooit betrokken is geraakt bij oorlogsmisdaden. Een reputatie die reeds tijdens de oorlog werd opgebouwd en zo sterk is dat deze, ondanks kritiek die hier vanuit historisch oogpunt op gegeven kan worden, tot op de dag van vandaag bestaat.
Rommel, een gelauwerd veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, heeft zijn reputatie bovenal gevestigd als bevelhebber van het Duitse Afrikakorps. Zijn optreden in Afrika kenmerkte zich door sluwheid en improvisatie. Iets waarmee hij aanvankelijk aanzienlijke successen wist te boeken, resulterend in zijn promotie tot veldmaarschalk. Zijn optreden deed hem onder de geallieerden al gauw de bijnaam ‘de woestijnvos’ opleveren.
Ondanks het feit dat het Afrikakorps in 1943 uiteindelijk toch verslagen werd, had dit geen gevolgen voor de populaire status van Rommel. Eind 1943 werd hij verantwoordelijk voor de centrale sector van de Atlanktikwall, de Duitse kustverdediging van West-Europa. Onder zijn leiding werd de Atlantikwall versterkt en voorzien van vele versperringen die de geallieerde landingen zouden moeten bemoeilijken. Hij was ervan overtuigd dat de geallieerde invasie reeds op de stranden tot staan moest worden gebracht, voordat de geallieerden hun materiële en numerieke overwicht ten volle konden ontplooien. De bouw van deze verdediging was nog in volle gang toen de geallieerden op 6 juni 1944 landden op de stranden van Normandië. Enkele maanden daarvoor had Rommel het commando gekregen over legergroep B, waardoor hij het bevel voerde over de Duitse troepen die de geallieerde invasie moesten weerstaan.
De aanwezigheid van Rommel aan het front in Normandië speelde ongetwijfeld een grote rol in de motivatie van de Duitse troepen om de strijd tegen de steeds groter wordende geallieerde overmacht vol te houden. Rommel had in Noord-Afrika immers al bewezen ook met beperkte middelen en zonder luchtoverwicht successen te kunnen behalen. Rommel werd gerespecteerd en bewonderd door zijn troepen en gaf hen het vertrouwen dat er geen betere commandant was om hen te leiden.
Op 17 juli 1944 raakte Rommel gewond toen zijn dienstauto door geallieerde vliegtuigen onder vuur werd genomen. Enkele dagen later, op 20 juli 1944, vond de door Claus von Stauffenberg geleidde aanslag op Hitler en de daaropvolgende staatsgreep plaats. Rommel werd beschuldigd van betrokkenheid bij deze aanslag. Om zijn eer te behouden en een showproces en de daarop volgende onvermijdelijke executie te voorkomen, werd hij aangezet tot het plegen van zelfmoord. Op 14 oktober 1944 maakte Rommel een einde aan zijn leven. Het Duitse volk werd verteld dat Rommel bezweken was aan de verwondingen die hij op 17 juli had opgelopen, waarna hij met volledige militaire eer werd begraven.
Hiermee werd de reputatie van Rommel als kundig en eervol bevelhebber in stand gehouden waardoor deze ook na zijn dood kon bijdragen aan het op peil houden van het moreel onder de Duitse militairen. Als ‘een van hen’ was hij immers gesneuveld.
Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de daadwerkelijke doodsoorzaak van Rommel bekend. Betrokkenheid van Rommel bij de aanslag en staatsgreep is tot op de dag van vandaag echter nooit vast komen te staan.